zaterdag, juni 02, 2007

Er wordt hier ook nog naar België teruggekeerd!

Ja, het is alweer heel lang geleden dat deze blog vernieuwd werd. Dat heeft in dit geval een goede reden, die ik zo meteen zal uitleggen. Aangezien er de laatste tijd toch een aantal vermeldenswaardige zaken gebeurd zijn, is het echter sowieso mijn plicht nu toch een kleine update te bieden, vooral dan over wat praktische zaken.

Het belangrijkste is dat ik eindelijk de datum van mijn terugkeer vastgelegd heb. Op 27 juli vertrek ik hier, reis dan een paar uur terug in de tijd(zones) en kom tegen 20u aan in Brussel-Zuid. Die reis maak ik in tegenstelling tot in februari niet alleen, maar samen met Hilde. En dat is toch altijd leuker, zo'n reis van ongeveer dertien uur niet alleen te moeten maken.

Ik moet zeggen dat ik er naar uitkijk. Ik heb hier de (levens)ervaring opgedaan in de mate dat ik dat wou, heb mijn Japans genoeg kunnen oefenen om te kunnen zeggen dat dit jaar ook op dat vlak absoluut niet zinloos is geweest, maar vooral wordt het tijd om iedereen terug te zien, om terug te zijn in mijn vertrouwde omgeving, om mijn gewone leven te hervatten. Ik ga zeker niet zeggen dat ik het hier beu ben, want dat is niet het juiste woord, maar mijn verblijf in Japan heeft in elk geval lang genoeg geduurd. Meer daarover later, maar laat me nu gewoon zeggen dat het, behalve om mijn Japans nog wat bij te schaven, niet veel zin zou hebben om hier nog veel langer te blijven.

27 juli, dat betekent nog een kleine twee maanden. Er staan nog een aantal activiteiten op het programma, zoals eindelijk toch eens naar Tokio gaan, het aquarium van Osaka bezoeken, de Fuji beklimmen (wat eigenlijk ook in Tokio is, maar gezien de vermoeiende aard van die activiteit zullen we waarschijnlijk niet veel van de stad zien) en een karaokemarathon (indien dit doorgaat, volgen er later zeker nog details over dit evenement). Voor de rest zal ik me waarschijnlijk onledig houden met de gebruikelijke dingen: studie, wat opzoekingswerk, karaoke, interessante gesprekken (of pogingen tot)...

Jammer genoeg ben ik de laatste tijd wel wat belemmerd in mijn dagelijkse leven, wegens voor de elventachtigste keer computerproblemen. Het begon allemaal toen ik (ondertussen al ongeveer drie weken geleden) 's ochtends terugkwam van de karaoke (voor wie hier nog niet van op de hoogte was: naar de karaoke gaat men hier normaal gezien van 22u tot 5u) terwijl het hevig aan het regenen was. Bij het binnenkomen van mijn kamer stelde ik vast dat ik om een of andere reden mijn computer voor het raam had laten staan. Voor het open raam. Vol afgrijzen zag ik mijn laptop omringd door een plasje water, en ik vreesde al het ergste voor het arme ding. En inderdaad: toen ik het toestel probeerde aan te zetten was het al snel duidelijk dat er iets niet pluis was. Na ongeveer een minuut viel het vanzelf uit en was er niet veel leven meer in te krijgen.


En toen... werd ik wakker. Ja, het was een droom. Ik hoop dat niemand dacht dat ik echt zo gek zou zijn om een computer voor een open raam te laten staan. Het was ook niet moeilijk te verklaren waarom ik die droom had gehad: twee dagen daarvoor was ik inderdaad 's ochtends door de gietende regen van de karaoke teruggekeerd, had ik mijn raam inderdaad open laten staan en had het heel lichtjes binnen geregend. Maar gelukkig stond mijn computer zoals gewoonlijk op een veilige plaats, beschut van al die nattigheid.


Opgewekt na vast te stellen dat het maar een nare droom was en aangezien het nog te vroeg was om te ontbijten, nam ik me voor eerst eens te kijken of er de voorbije dag iets noemenswaardigs gebeurd was. Als een kind van deze tijd, doe ik dat gewoonlijk op Internet, en zodoende nam ik plaats achter mijn computer, terwijl ik zachtjes "de meeste dromen zijn bedrog" begon te neuriën. En toen...

BIIIEEEP


BIEP

BIEP


Drie scherpe geluiden. Mijn eerste gedachte was: verdorie, nu deed ik nog zo mijn best om zachtjes te neuriën, opdat mijn kamergenoot Takuma niet wakker zou worden, en dan moet die gekke computer toch wel lawaai maken zeker. Dat maakte echter al snel (waarschijnlijk 0,002 seconden later) plaats voor bezorgdheid, want een computer die drie keer luid biept bij het opstarten is niet wat je normaal zou noemen, en ook het feit dat er niets op het scherm kwam vervulde me niet meteen met optimisme. Aangezien geen toetsencombinatie, noch lieve woordjes konden baten kon ik het toestel enkel helemaal uitschakelen en nog eens proberen. Want je weet nooit, misschien hebben computers ook soms moeite om uit hun bed te kruipen en functioneren ze nadat hun slaap brutaal en plotsklaps onderbroken is (in dit geval niet door een "dekselse wekker", maar door iemand die op de knop "power" duwt) ook niet altijd optimaal. Maar dan zou het de tweede keer wel moeten lukken, toch? Niet dus. En ook niet de derde, vierde of tiende keer. Waarna ik moest vaststellen dat het ding moeilijk anders kon worden beschreven dan als "defect".


Dat is het hele verhaal achter de nieuwe computerproblemen. Deze keer dus niet gewoon internet of zoiets anders waarvan je zegt "ja, dat is niet leuk, maar roeiend met de riemen die je hebt zal je ook wel de kust bereiken". Neen, deze keer is de boot op onverklaarbare wijze verdwenen in volle zee. Ik zou immers echt niet kunnen zeggen wat het veroorzaakt heeft. Ik let er altijd op mijn computer op een goede, beschutte plaats te zetten, zorg ervoor dat er nooit teveel stof in de buurt ligt en laat de stekker nooit in het stopcontact zitten wanneer ik ga slapen. Desalniettemin zit ik nu dus met een defecte computer. Een troost: uit mijn eigen bevindingen (lees: afgaande op het geluid dat de laptop maakt en het feit dat ik hem nog steeds in standby-modus kan zetten door het scherm dicht te klappen), bevestigd door een paar andere mensen met verstand van computers, lijkt het alleszins dat de harde schijf niet beschadigd is. Wat het wel is, daar ben ik niet helemaal zeker van (ik gok op de videokaart). Het grappigste van het hele verhaal is dat ik maandag naar de lokale afdeling van de firma die mijn laptop gemaakt heeft (HP) geweest, en dat ze me zelfs daar niet konden helpen. Omdat het model dat ik heb niet in Japan verkocht wordt, mogen of kunnen ze mijn laptop niet maken, zelfs niet als ik wereldwijde garantie heb. Het ziet er dus niet naar uit dat ik die laptop hier nog ga kunnen gebruiken...

Aangezien ik gewoon ben ongeveer al mijn school- en ander werk op computer te doen, en het ding bijvoorbeeld ook al mijn muziek bevat (die ik meestal nodig heb om optimaal te kunnen werken), is het nu wel even aanpassen. Mijn dagschema is grondig door elkaar gegooid. Ik spendeer nu veel tijd in de computerklassen hier, maar aangezien daar elke dag toch vrij veel volk zit dat niet altijd even stil is, gaat alles toch veel trager vooruit dan het zou moeten. Zo traag zelfs, dat ik jammer genoeg een les heb moeten laten vallen, omdat het voorbereidende werk dat ik ervoor moest doen zonder eigen computer gewoon te veel tijd in beslag nam.


Voor iemand me een preek geeft over afhankelijkheid van moderne electronica, wil ik zeggen dat dergelijke computerproblemen al dat werk zeker niet onmogelijk maken. Het zorgt er echter wel onvermijdelijk voor dat alles meer tijd in beslag neemt, en het kan niet de bedoeling zijn dat er daardoor geen tijd meer overblijft voor zaken waar ik echt van geniet. Indien ik zaken als lessen daarover prioriteit zou geven, zou ik er niet blijer op worden, wat ironisch genoeg zou leiden tot minder goede prestaties tijdens die lessen. Vandaar dus.


Wat is er hier ondertussen nog gebeurd? Ik heb voor de eerste keer een echte Japanse presentatie gegeven, en niet over een simpel onderwerp. Voor de groepsodracht van het seminarie van Recht had ik me aangesloten bij het groepje dat de rechterlijke macht en het systeem errond in het algemeen ging bespreken. Dat klinkt nu niet meteen ongelooflijk boeiend, maar gelukkig was iedereen in ons groepje akkoord dat we ons zouden concentreren op het jurysysteem. Japan zal dit vanaf 2009 invoeren, en dus leek het onze Japanse vrienden geen slecht idee enerzijds de Japanse kant te bespreken en dan daarna ook eens te kijken hoe het er in de rest van de wereld aan toe gaat. Nu mag je eens raden wie voor dat laatste verantwoordelijk was. De "rest van de wereld" werd dan wel al snel gereduceerd naar Belgie, op een korte inleiding over de verschillen tussen de twee grote soorten van lekenrechtspraak na.

Zelfs wanneer het beperkt bleef tot Belgie, was dat niet echt een simpele opdracht. Dit was immers geen les voor buitenlanders, maar een voor Japanners. Ik krijg er geen punten of credits voor, maar die mensen wel, en voor hen was het dus wel belangrijk dat het groepswerk op iets leek. Dat zal waarschijnlijk wel de reden zijn geweest voor hun bezorgde blikken toen ik zei dat ik mijn stuk wel zelf wou presenteren. In ons geval zaten er zes mensen in de groep, en we hadden afgesproken dat de helft zou schrijven en de andere helft zou presenteren. Maar dat schrijven zag ik nu ook niet echt zitten, want in academisch Japans ben ik nu nog niet echt thuis. Ongetwijfeld hadden ze wel vriendelijk aangeboden me te helpen op dat vlak, maar dan zou ik waarschijnlijk zelf te weinig (kunnen) doen, wat niet zou stroken met mijn motivitatie voor het volgen van dit vak (actief deelnemen aan een echte Japanse les). Dus: ik ging de presentatie doen.


Daar hield de verrassing trouwens niet op, want toen ik zag wat Japanners bedoelen met de term "presentatie", viel ik bijna in slaap. Blijkbaar zijn de vereisten voor het geven van een happyou in het geval van universiteitsstudenten de volgende:


1. kunnen lezen

2. kunnen lezen op zeer monotome wijze


De studenten van dienst gingen vooraan zitten, namen hun blad voor zich en begonnen te lezen op een toon die nieuwslezers op operazangers deed lijken en op zodanige saaie, emotieloze wijze dat ik Abe Shinzo eerder met Urbanus zou vergelijken dan met hen. Zelfs onderwerpen die me interesseerden, zoals de doodstraf, werden daardoor ondraaglijk om naar te luisteren. Ik heb dan uitgelegd aan de leden van mijn groep dat we zoiets in Belgie niet gewoon zijn (en ook wel dat je zwaar zou falen als je op die manier een presentatie probeert te geven) en dat ik daarom graag "zou verkrijgen dat ik het op mijn eigen manier mocht doen". Naar goede gewoonte, kwam er niet veel reactie daarop, en dat betekent dus ook geen protest.


Wat volgde was wat opzoekings- en schrijfwerk. Uiteindelijk had ik twee bladzijden met een algemeen overzicht van ons jurysysteem (voor wie het interesseert: wij hebben iets dat het dichts aanleunt bij 陪審制, en dus niet een 参審制 of 裁判員制) waar ik best tevreden mee was. Een week voor de presentatie ben ik dan nog eens samengekomen met iemand uit mijn groepje die al wat ik zei mooi op papier zette, en voor de rest restte me enkel nog de voorbereiding van mijn "optreden": een paar mooie tabelletjes maken en die zo snel mogelijk op een bord leren tekenen. En dan maar oefenen he.

De dag zelf dan. Laat ik maar meteen zeggen dat ik niet ontevreden was. Het contrast was in elk geval groot: de twee andere mensen die de presentatie moesten doen deden dat op de hierboven beschreven manier, en ondertussen zat ik braaf op een stoel in het midden, met mijn bril op die ik voor niets anders nodig had dan om er extra braaf en intelligent uit te zien. Toen het eindelijk aan mij was, stond ik echter plots recht en begon meteen op het bord te tekenen. Zelf heb ik er niet echt op gelet, maar volgens ooggetuigen keken de aanwezigen daar wel even vreemd van op. De presentatie zelf ging vrij vlot en met behulp van mijn bordtekeningen heb ik denk ik wel alles duidelijk kunnen maken. Een goede, positieve en vanwege het grote contrast ook wel grappige ervaring dus.

Wat ten slotte ook wel nog het vermelden waard is, is mijn gesprek met twee Japanse christenen hier. Het is ondertussen denk ik wel al duidelijk dat ik niet echt wild ben van gesprekken met Japanse studenten, aangezien velen liever niet lijken te praten over diepgaandere zaken dan het weer of hun favoriete sport. Dat is uiteraard overdreven, maar het is in elk geval zo dat ik al vaak teleurgesteld ben geweest wanneer ik een gesprek met Japanners probeerde aan te knopen. Het deed me dan ook deugd toen twee mensen die ik vrij toevallig had leren kennen spontaan begonnen te spreken over iets ingewikkelds als geloof.

Nu beschouw ik mezelf wel nog als christen (ik ben immers zo opgevoed, en ik kan me wel vinden in de christelijke waarden), maar mijn geloof in de Kerk als instituut ben ik al een heel tijdje kwijt. De twee mensen waar ik mee gesproken heb gingen echter beiden nog bijna elke zondag naar de kerk, dus het was zeker niet zo dat we het over alles eens waren. Ze boden me echter de kans eerlijk mijn mening te geven over alles en toonden daar ook alle tekenen van respect voor (en vice versa, uiteraard). Zo argumenteerden ze dat het feit dat er in zoveel landen over de hele wereld christenen waren, toch betekende dat de christelijke boodschap de moeite waard was. Daarop heb ik geantwoord dat dat inderdaad deels waar was, maar dat je als je het hebt over de verspreiding van het christendom moeilijk de minder leuke zaken, zoals de kruistochten of het kolonialisme, kan vergeten. En ook daar gingen ze akkoord mee. Op die manier hebben we eigenlijk een zeer vruchtbaar gesprek gehad, niet altijd over even gemakkelijke onderwerpen (zoals toen het ging over hoe de bijbel te interpreteren), maar wel steeds op een zeer positieve manier. Ik moet dus zeggen dat ik best wel onder de indruk was.

Hier sluit ik mee af voor vandaag, en waarschijnlijk weer voor een tijdje. Om een idee te geven hoe weinig tijd ik met mijn computerproblemen nog over heb voor zaken als blogs schrijven: aan dit bericht ben ik meer dan een week bezig geweest, aangezien ik op de weinige dagen dat ik tijd had voor andere zaken dan schoolwerk ook maar maximaal twintig minuten hieraan kon besteden. En dan heb ik het geheel nog niet eens kunnen nalezen, dus mijn excuses voor eventueel fouten of inconsistenties.

Dus: hou jullie goed, veel succes met de examens voor wie die heeft en tot nog eens he

Ruben

maandag, april 16, 2007

Er wordt hier ook nog naar de les gegaan!

Het nieuwe academiejaar is nu net iets meer dan een week aan de gang, en dat betekent dat we reeds hebben moeten kiezen welke vakken we dit semester we gaan nemen. Wie zich mijn vorig bericht herinnert, weet dat het niveau hier iets lager ligt dan in Leuven - というのは, voor de Japanologen, als het 格差問題 in Japan zo groot zou zijn als het niveauverschil tussen de twee universiteiten, zou de DPJ gemakkelijk de verkiezingen winnen. De laatste vier maanden wou ik toch wat meer uitdaging, en dat betekent dat ik zelf wat op zoek ben gegaan naar lessen, in plaats van alles voor mij te laten beslissen door zaken als een placement test.

Het nieuwe semester begint voor de buitenlandse studenten sowieso met die test, en aan de hand van je resultaten daarop bepalen ze welk niveau van Japans je mag meevolgen. Je kan je natuurlijk afvragen hoe eerlijk zo'n test is. We hebben immers allemaal wel eens een mindere dag, en als dat toevallig op de dag van die test is, tja... Maar goed, daar is niets aan te doen, dus doe je maar gewoon je best, en je ziet dan wel hoever dat je brengt.

Ik had gelukkig geen mindere dag, en de test ging eigenlijk redelijk goed. Het was vooral leuk dat ik (bijna) alles begreep en min of meer kon invullen, aangezien vooral het laatste (en moeilijkste) deel vorig semester zeker niet vrij was van het betere giswerk. In vergelijking met de lessen is die test immers niet zo gemakkelijk. Al bij al was ik dus tevreden met mijn prestatie, en ik had er wel vertrouwen in dat ik toch weer in of in de buurt van het hoogste niveau zou belanden. En dat gebeurde ook, aangezien ik in levels 5 en 6 terechtkwam. Men had beslist iedereen in twee niveau's te steken, waarschijnlijk omdat er nu twee waren bijgekomen (vorig semester ging het maar tot niveau 4) en om ons meer Japans te laten leren.

Allemaal goed en wel, ware het niet dat er twee problemen zijn. Ten eerste kan ik me moeilijk van de indruk kan ontdoen dat ze - een paar uitzonderingen daargelaten - iedereen gewoon een niveau hoger dan vorig semester gezet hebben, en dat die test dus eigenlijk niet zoveel uitmaakte. Nu lijkt ook dat op het eerste gezicht niet onlogisch, aangezien iedereen nu toch ook wat beter geworden is, en ze zodoende naar het volgende niveau kunnen gaan. Het betekent echter ook dat de mensen die vorig semester door omstandigheden - bijvoorbeeld, zoals hierboven reeds gezegd, een slechte dag - in een niveau zaten dat eigenlijk te laag voor hen was nu nog steeds niet hoog genoeg geplaatst zijn.

Een ander probleem ligt in het feit dat iedereen nu twee niveau's moet doen. Hierdoor zitten er in elke klas meer mensen, waardoor zowel de kans om actief aan de les deel te nemen als het leertempo lager ligt. Het eerste is vrij logisch, het tweede komt omdat ze hier het tempo eerder gaan aanpassen aan de laagste van de klas dan aan de hoogste.

Laat mij duidelijk zijn: dit is eigenlijk geen slechte zaak. Mijn indruk is immers dat de meeste mensen onderverdeeld zijn in het niveau waar ze volgens de test moeten zitten en dat daarboven. Op deze manier wordt men gestimuleerd deel te nemen aan een niveau dat misschien iets moeilijker is dan wat ze al kunnen, en dat moeten we toejuichen. Bovendien heb ik de indruk dat de kloof tussen de niveau's kleiner is geworden. Vorig semester was enkel niveau 4 上級 (gevorderde taalvaardigheid), en de rest was 中級 (gemiddelde taalvaardigheid) of lager. Nu is niveau 4 gemiddeld, niveau 5 gemiddeld tot gevorderd en niveau 6 gevorderd. Wie nu in niveau 4 en 5 zit, krijgt dus niet enkel met gemiddelde, maar ook met gevorderde taal te maken, en het lijkt me dan ook niet onlogisch dat mensen die het taalniveau van niveau 5 best te doen vinden, op eigen initiatief ook niveau 6 eens gaan uitproberen. Hetzelfde verhaal in de lagere niveau's. Om het met de woorden van iemand die beter een carrière als dorpsgek had nagestreefd te zeggen: no child is left behind.

Wanneer mensen in een niveau gaan zitten dat eigenlijk iets te moeilijk is voor hen, wordt de kans dat het lespeil en -tempo wat daalt (om bovenvermelde reden) weliswaar groter, maar dat is voor de meesten niet echt een probleem, aangezien ze dan vrij gemakkelijk in een hoger niveau kunnen gaan zitten, desnoods hoger dan hen is toegewezen. Dit werkt echter niet voor iedereen; wie immers in de hoogste niveau's zit kan logischerwijze niet meer hoger, ook al zijn de lessen te gemakkelijk.

Nu heb ik altijd gezegd dat wij in het hoogste niveau zaten, en dat hebben ze ons ook steeds verteld. Er is echter nog een hoger niveau dan 上級, namelijk 超級, het zogenaamde "superniveau". Het probleem is dat dat het niveau is waarin vooral de buitenlanders die effectief aan deze universiteit zullen afstuderen, en hier dus niet gewoon voor een jaar zijn, onderverdeeld zijn. Het Japans van dezen is uiteraard veel beter dan dat van ons, en de lat ligt dan effectief ook veel hoger. Het is waarschijnlijk om deze reden dat men de mensen die hier maar een jaar zijn in de regel enkel niveau's 1-6 aanraadt, en weinig tot niets zegt over het bestaan van een hoger niveau, laat staan verdere (praktische) informatie geeft over deze lessen. Dat is enigzins begrijpelijk, maar aan de andere kant zou het toch beter zijn de mensen van niveau's 5 en 6 meer te stimuleren ook eens 超級 te gaan uitproberen. Ik denk immers dat het niet moeilijk is uit te maken wat beter is: een les waarin het tempo te laag ligt om veel bij te leren, of een die eigenlijk te moeilijk is, en waarvoor je dan zowel voor, na, als tijdens de les echt wel je best moet doen.

Om een lang verhaal kort te maken: na de eerste les bijgewoond te hebben, heb ik besloten niveau 5 niet te volgen en in de plaats niveau 6 en het "superniveau" te doen. Niveau 6 zal misschien iets minder uitdagend zijn dan vorig jaar, door de zaken die ik hierboven al vermeld heb, maar het boek dat we zullen gebruiken is op het eerste gezicht van zeer degelijke kwaliteit en bevat verschillende interessante teksten, vooral over belangrijke maatschappelijke problemen in het hedendaagse Japan. Bovendien zijn de docenten van dit niveau dezelfde als die die ik vorig semester had, en weet ik zodoende dat het zeer capabele lesgevers zijn.

En dan het "superniveau". Ik heb er nu al drie lessen van bijgewoond, en hoewel het inderdaad moeilijk was, lijkt het me te doen. Daarmee bedoel ik zeker niet dat ik er een A op ga halen (er is trouwens kans dat ik niet aan het examen zal kunnen meedoen wegens reeds terug in België), maar wel dat ik kan begrijpen wat er gezegd wordt en kan antwoorden als me iets gevraagd wordt - zij het uiteraard met een iets minder grote woordenvloed dan de Aziaten. Het lijkt erop dat we veel teksten gaan lezen, en dat is altijd goed voor woordenschat, alsook voor het ontdekken van nog meer obscure grammaticale vormen en bijwoorden. Daarnaast wordt er in de les van vrijdag ook wat aandacht besteed aan conversatie, wat nog beter is.

Gecombineerd met de les Contemporary Japan, waarin we ook vooral teksten lezen, maakt dat 7,5 uur Japans per week, in vergelijking met andere universiteiten nog steeds weinig, maar toch al veel beter dan de 4,5 uur van vorig semester, en bovendien in het algemeen nu ook van een hoger niveau.

Natuurlijk zijn er nog andere lessen. Ten eerste volg ik twee vakken in het Engels, politiek en geschiedenis. Politiek is onderverdeeld in twee delen: voor en na WO II. Het eerste interesseert me niet zo heel erg en is eigenlijk eerder een geschiedenisles, maar het tweede lijkt wel beter voor mij. Aangezien ik er toch al vrij veel over weet, onder andere door de lessen in Leuven, betwijfel ik dat ik veel nieuws bij zal leren, maar ook herhaling kan nooit kwaad.

Geschiedenis is een vak apart. Ook dit hebben we al zeer uitgebreid in Leuven behandeld, maar de les hier gaat specifiek over een paar belangrijke gebeurtenissen tijdens of gevolgen van WO II, zoals de troostmeisjes/seksslavinnen, de aanval op Pearl Harbor en de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki. Voeg daar nog eens aan toe dat dit vak gegeven wordt door een jonge en schone verschijning die (voor de verandering) ook nog eens degelijk Engels kan spreken, en je weet waarom ongeveer iedereen deze les volgt. Ook bijzonder kenmerkend is dat we effectief zullen moeten werken voor dit vak. Zo moesten we voor de les van vorige woensdag op een week tijd 120 bladzijden over troostmeisjes lezen, en deze week hetzelfde. Tijdens de les is het dan de bedoeling een discussie hierover te voeren, en dat lukt best wel aardig tot nu toe. Een les met actieve participatie, het is eens wat anders.

Er waren nog een hele hoop andere Engelse lessen, maar die werden ofwel gegeven door Gibbs (de prof waarvan ik in mijn vorige bericht denk ik al duidelijk genoeg heb gemaakt dat ik er liever niet te veel mee te maken heb), liggen "wat verwijderd van mijn interessegebied" (literatuur tijdens de Edoperiode) of slaan gewoonweg op niets. Over dat laatste zou ik nog veel kunnen vertellen, maar dan vrees ik dat het weekend om zal zijn voor ik klaar ben. Laat ons het er bij houden dat de les "informatics and society" een van de saaiste en meest nutteloze momenten uit mijn leven was en dat het noch ging over informatics, noch over society. Het ging volgens de docent over alles, en tegelijk - en naar mijn mening vooral - over niets.

Maar geen nood, er zijn ook nog Japanse lessen. Vorig semester had ik mij hier niet aan gewaagd, maar nu mijn Japans er toch op vooruit is gegaan, zou het zonde zijn deze kans te laten liggen - in België gaan we die immers niet meer krijgen. De eerste les die ik (samen met de meeste andere Belgen) volg, recht, is eigenlijk een werkcollege. Het wordt gegeven door de prof die vorig semester de Engelse les recht gaf, en we waren dan ook door hem uitgenodigd om ook de Japanse versie van het vak te komen volgen. De inhoud ligt niet vast, aangezien dat afhangt van de onderwerpen waarin de studenten geïnteresseerd zijn, maar zal hoogstwaarschijnlijk ongeveer gelijklopen met die van de Engelse les. Dat wil zeggen: bespreking van het ontstaan van de grondwet, maar ook problemen als Yasukuni, stijgende criminaliteit bij jongeren, Yakuza en sektes, enz. Niet meteen wat je zou verstaan onder recht misschien, maar ook zoveel interessanter. Zoals reeds vermeld, is dit een werkcollege, wat betekent dat er iets meer van je verwacht wordt dan braaf op je stoel blijven zitten en luisteren. Iedereen zal immers een korte presentatie (hoewel tien tot vijftien minuten Japans spreken voor ons uiteraard hoegenaamd niet kort is) moeten geven over een onderwerp naar keuze, en daar ook iets van op papier zetten. Benieuwd hoe dat gaat aflopen, maar het is in elk geval een leuke uitdaging.

De laatste les die ik uitgekozen heb, is (geschiedenis van de) naoorlogse politiek. Aangezien mijn interesse in de Japanse politiek zich vooral situeert rond verkiezingen, was ik eerst op zoek gegaan naar een college dat hierbij aansloot, maar jammer genoeg was dat er dit semester niet. Uiteindelijk leek dit vak me echter ook interessant, want een uitgebreide kennis van de historische achtergrond kan natuurlijk enkel helpen bij het begrijpen van de hedendaagse politiek. Bovendien is het de perfecte les om een heleboel specifieke woordenschat op te pikken. Na een keer dit hoorcollege gevolgd te hebben, kan ik moeilijk een oordeel vellen over de kwaliteit ervan. De prof leek er veel van af te weten, maar ging vrij traag vooruit en geraakte soms maar moeilijk uit zijn woorden. Op het vlak van nieuwe woordenschat zat het dan wel weer goed. Of dit college mijn verwachtingen zal inlossen, valt dus nog te bezien, maar ik denk dat ik het in elk geval toch zal blijven volgen.

En zo heb ik alle vakken gehad, zeven in totaal, goed voor negen lesseriodes (je moet er minstens zeven hebben) en 13,5 lesuren per week. Rest mij alleen nog me te excuseren voor dit voor velen waarschijnlijk vrij saaie gedoe - en dan nog zonder foto's! Naar verluidt zijn er effectief mensen die interesse hebben in deze dingen, vandaar dat ik de moeite heb genomen om het allemaal eens neer te typen. Voor de anderen: aangezien het merendeel van mijn tijd hier gevuld zal worden met lessen, weet ik niet wanneer er hier nog eens iets zinnigs zal opkomen.

dinsdag, april 03, 2007

AAAAAAAArgh

Wie al minstens een jaar unief achter de rug heeft, heeft het wel al meegemaakt: de plechtige proclamatie der examenresultaten. Ook bij Japanologie is het een gebeuren dat je niet snel vergeet. Twee uur op voorhand aankomen, op een van de stoeltjes in MSI 00.08 plaatsnemen en dan maar afwachten, taterend met iedereen die je kent, om toch aan iets anders te kunnen denken dan stress en van bruggen springen. Een oog op je gesprekspartner, het andere op de deur waardoor elk moment de heren en dames professoren kunnen komen. En dan, het grote moment: Nicholas Standaert leest de resultaten van de "geheime beraadslaging" voor, zijn kalme stem in schril contrast met de gesprongen zenuwen in de zaal. Een gewicht als dat van duizend geschiedeniscursussen dat van je afvalt bij de woorden "geslaagd". Teleurgestelde gezichten bij de anderen. Algemene ontlading...

Hier hebben wij ook net onze punten gekregen. In vergelijking met de situatie hierboven beschreven ging het er ongeveer zo aan toe:

LOLZ!1!! U R winner!!

Waarmee ik bedoel dat we ineens gewoon een puntenblad onder onze neus geschoven kregen, "nu we daar toch waren". Maar daar ga ik natuurlijk geen hele blog aan besteden. Iedereen - of toch iedereen die bovenstaande subtiele hints niet opgevangen heeft - vraagt zich uiteraard af hoe ik het heb gedaan. Laat ik de spanning niet langer opvoeren en maar gewoon zeggen dat ik allemaal A's heb. Dat betekent een punt tussen de tachtig en honderd procent, aangezien blijkbaar niemand het de moeite vond een onderscheid te maken boven tachtig. Voor u al te trots begint te wezen, moet u wel weten dat ook een kameelaap met dyslexie waarschijnlijk een gelijkaardige score kan halen.

Uiteraard zijn er wel vakken waarvan ik de punten - min of meer - verdiend heb. In de eerste plaats Japans, aangezien die lessen tenminste nog een uitdaging boden en ik er toch navenant voor gewerkt heb. Ook bij Popular Culture en Manga hebben we niet stilgezeten. Voor beide vakken moesten we een presentatie van twintig minuten over een onderwerp naar keuze doen, een geschreven versie van die presentatie (maximum tien bladzijden) en dan nog een essay van een blad of drie. Tot daar de vakken waarvoor we moesten werken. Dan was er nog Japanese Literature, waarin we de poëzie van Matsuo Basho bespraken. Of liever gezegd, waar de prof een paar gedichten besprak en wij noteerden wat we interessant vonden. Er was toch geen enkele test, laat staan examen.

Japanese Law was een vak apart. De prof was tof, de leerstof vrij interessant en de uitstap naar een Japanse rechtbank ook wel de moeite. Er was één nadeel: de prof kon eigenlijk te weinig Engels om les te geven in die taal, zodat we tergend traag vooruitgingen en nooit iets volledig afhandelden. Maar niet getreurd, want ook hier was er geen enkele test. Ja, er was wel een paper... die één bladzijde lang moest zijn. Bij mij zijn dat er natuurlijk drie geworden. Nee, het moeilijkste aan deze les was zonder enige twijfel het herinneren van de woorden van de Brabançonne toen de prof vroeg ons volkslied eens ten beste te brengen.

De rode draad bij al het bovenstaande is dat er geen examens waren, en nauwelijks testen. Op dit punt leg ik dan ook best uit dat het allerbelangrijkste op de doorsnee Japanse unief je aanwezigheid is. Bovenvermelde kameelaap zou dus wel naar alle lessen moeten gaan. Hoewel, ook daar zijn blijkbaar uitzonderingen op, zoals de twee laatste vakken bewijzen.

Het gaat hier om twee vakken van de heer Gibbs, op het eerste gezicht een aardige man met een heerlijk Brits accent en een zeer grondige kennis van Japan en de Japanse taal. Na het vorige semester liepen de meningen over hem uiteen: sommigen waren bang elk moment aangerand te kunnen worden (en daarin maakte hij geen onderscheid tussen jongens of meisjes), anderen voelden zich gewoon niet echt op hun gemak bij hem. Zoals het filmcliché wil, werd diegene met het beste Britse accent dus de bad guy. Ikzelf vond dat hij niet echt oprecht overkwam, en dat zijn manier van lesgeven op zijn zachts gezegd niet bij mij paste. Maar dat wist ik natuurlijk niet toen ik me voor zijn vakken inschreef in het begin van het jaar, en dus had ik twee lessen van hem: theeceremonie en Japanse cultuur. De vraag is nu of ik ondanks mijn "lichte" afkeer jegens de docent toch doorgezet heb...

Eerst was er de theeceremonieles: thee maken en drinken op de oude Japanse manier. Op papier zag het er allemaal goed uit, en aangezien je zulke kansen in België niet meer zal krijgen leek het geen slecht idee dit eens uit te proberen. Een combinatie van de bovenvermelde docent, twee linkerhanden en het besef dat dit eigenlijk toch niet echt iets voor mij was, deden me echter beslissen ermee te stoppen na het eerste semester. Door omstandigheden (verjaardagen) en op voorhand gemaakte afspraken waar ik niet onderuit kon, heb ik in praktijk eigenlijk ongeveer de hele laatste maand deze les niet meer bijgewoond. En wat levert dat op, een (niet altijd onzichtbare) afkeer van de docent, twee linkerhanden en op het einde een duidelijke tegenzin te gaan? Tja, een A natuurlijk. En ook het besef dat het toch geen zin heeft me een kunst uit het oude Japan eigen te proberen maken. Kalligrafie, origami, thee... ik ben er te praktisch ingesteld, te tijdsbewust en vooral te lomp voor.

Ten slotte was er Japanese Culture. Dit was op zich geen slecht vak; vele interessante onderwerpen zijn de revue gepasseerd, gaande van het plaatselijke dialect (kansai-ben) tot misverstanden tussen culturen. De manier van lesgeven was jammer genoeg wat minder. Tijdens de twee lessen over het dialect moesten we vanbij het begin in kleine groepjes gaan zitten en aan de hand van een dertigtal voorbeeldzinnen zelf de verschillen en gelijkenissen tussen dialect en standaardtaal uitzoeken. Wat normaal gezien zeer interessant zou zijn - onder andere vanuit een historisch-linguistisch standpunt, aangezien kansai-ben dichter bij klassiek Japans staat dan de moderne standaardtaal - werd vrij grote tijdverspilling om twee redenen. Ten eerste kregen we bijna geen leidraad mee. We moesten maar zelf analyseren, en dan zouden we onze bevindingen nadien samen bespreken. Nu zitten dialecten wel niet zo simpel in elkaar dat je ze zonder voorbereiding goed kan ontleden, en het was dan ook veel zinvoller geweest als we voor we zelf aan het werk gingen tenminste een introductie hadden gekregen over enkele kenmerken van dit dialect. Ten tweede waren de voorbeeldzinnen niet altijd van de gemakkelijkste soort, zodat ik veel te veel tijd moest besteden aan vertalen voor de Amerikanen waarmee ik in de groep zat. En zo waren er nog wel wat opdrachten. Dit vak was trouwens het enige waarvoor er een "examen" was, en dat zou bestaan uit het bespreken van "een magazine dat je in je eigen land niet snel zou vinden". Ik vond het eerlijk gezegd een idiote opdracht zonder enige meewaarde, en toen ik hoorde dat we er in januari speciaal nog eens voor naar de unief gingen moeten gaan besloot ik de les helemaal te laten vallen, ie mij officieel uit te schrijven. En dat heb ik ook gedaan. Hoe kom ik dan aan die A? Waarschijnlijk om dezelfde reden als bij de theeceremonieles, maar al schilder je me groenoranje, ik zou die zelf ook niet kunnen geven.

En zo komt het dus dat ik nu een mooi wit papier heb met acht vakken met acht A's ernaast. Als de punten die ik daarmee verdiend heb iets waard zouden zijn in België, zou ik nu 24 credits hebben. Ik heb nooit echt uitgezocht hoe dat in elkaar zit, maar aangezien ik twee vakken extra gevolgd heb dan vereist was, zal dat wel al een aanzienlijk aantal zijn. Maar ze zijn niets waard in België, en gelukkig maar! Het is niet dat geen enkele les hier deugt - ik heb bijvoorbeeld gehoord dat het vak over Japanse bedrijven zeer goed was - maar in vergelijking met Leuven krijg je bij de meeste vakken gewoon gratis punten, gewoon om een keer per week in dat lokaal te gaan zitten. Een gelijkaardige klachtenregen kan je trouwens hier vinden.

Voor mensen beginnen te denken dat ik het hier allemaal beu ben - voor alle duidelijkheid: dat is niet zo - zal ik het hier maar bij laten. Om met een positieve noot af te sluiten: door hier te zitten besef je echt wel hoe goed de kwaliteit van ons onderwijs is, en dat we dat wel eens in gedachten mogen houden als we er weer eens op klagen. Maar klagen doen we sowieso, ik ook, aangezien dat nu eenmaal leuk is en daarnaast ook wel helpt om die hoge kwaliteit te bewaren...

In een volgend bericht, dat niet te lang op zich zou mogen laten wachten, zal ik laten weten aan welke vakken ik me dit semester zal wagen. Jaja, het schooljaar is eindelijk weer begonnen!

maandag, maart 12, 2007

De vakantie waarop mijn haar nooit goed lag

Wie de laatste tijd de blogs van mijn medestudenten aan Kansai University heeft gelezen, zou kunnen denken dat ons leven hier voorlopig uit niets anders bestaat dan reisjes en ander vakantievertier. Dat is uiteraard niet waar, slechts negentig procent van onze tijd wordt daaraan besteed. Ik studeer bijvoorbeeld tussendoor nog wat Japans of benieuw er me over hoe de eerste minister van dit land telkens toch weer creatievere manieren vindt om zijn reputatie om zeep te helpen. Maar aangezien lezers van deze blog over het algemeen waarschijnlijk niet zo erg geïnteresseerd zijn in het aantal nieuwe kanji dat ik vandaag heb bijgeleerd, moet ik hier dus wel over het net afgelopen reisje spreken. De bestemming was Okinawa, een groep eilandjes helemaal in het zuiden van Japan. U ziet het al aankomen: foto's van zonovergoten stranden!

We (Hilde, Judith en ik) gingen evenwel niet alleen. De trip naar Okinawa maakte deel uit van de lenteuitstap van de backpackerscircle (BPC). Het plan: vijf dagen rondtrekken met onze Japanse vrienden, om daarna nog drie dagen met ons drietjes van het mooie weer te genieten. En niet om in mooie hotelletjes te slapen - tenzij er geen andere mogelijkheid was, maar om te kamperen. Met de rugzak en tentjes, de draagbare gasvuurtjes, de potten en pannen die zo'n heerlijk kletterend geluid maken bij elke stap die je neemt. Ik voelde me ineens weer bij de scouts...

Het eerste deel van de reis is snel te beschrijven. Samen met Haku en Yakka namen we de trein naar Yamada, vandaar de monorail naar Osaka Itami Airport en ten slotte het vliegtuig richting Okinawa. We kwamen aan in Naha, liepen daar wat rond omdat de zon toch zo mooi scheen, kochten eten en ontmoetten wat later de overige BPC-leden. Na een blij weerzien stapte iedereen op de boot naar Kumejima, en vandaar kon het avontuur pas echt beginnen. Spannend, zo nog eens in een tent slapen! Jammer genoeg is daar de eerste dag wel niet veel van gekomen, aangezien er net een storm over Okinawa raasde en buiten slapen toch te gevaarlijk werd bevonden. We hebben dan maar onze toevlucht moeten nemen tot een verblijf dat ons ter beschikkking werd gesteld door de vriendelijke mensen van de duikshop, die later in het verhaal nog zullen voorkomen. Soit, we lagen daar eigenlijk wel lekker knus, dus erover klagen ga ik zeker niet doen.

Als de wind zo hard bleef loeien, zou dat wel betekenen dat de activiteiten voor de volgende dagen in het gedrang kwamen. Duiken en zeekajakken doe je nu eenmaal best niet als de golven - waarschuwing: exasperatie in zicht - hoger komen dan je zelf bent. En hoewel we steeds braaf ons vuil sorteren, bleek Moeder Natuur ons niet gunstig gezind. De tweede dag zijn we dus niet de zee gaan verkennen, maar hebben we in de plaats kleibeeldjes gemaakt, een activiteit die normaal gezien op de vierde dag ging plaatsvinden.

De beeldjes in kwestie heten shisa, zijn half-leeuw, half-hond en dienen - hoe kan het ook anders - ter bescherming van huizen en als het even kan ook van het hele eiland. Ikzelf heb ze iets te veel gezien om ze nog uit te kunnen staan, maar je kan niet ontkennen dat ze vaak mooi gemaakt zijn. Er zelf eentje fabriceren leek dan ook een onmogelijke opgave, zeker voor mij. Daar kwam nog eens bij dat ik om een of andere reden niet kan tegen klei die aan mijn handen blijft kleven, wat natuurlijk niet helpt als je een figuurtje in de juiste vorm moet kneden en kerven.

Al bij al viel het echter nog goed mee. Terwijl ik dacht dat je uit één blok klei dat hele beeldje ging moeten kerven, bleek het iets eenvoudiger in elkaar te zitten. Je moest de klei immers in stukken breken om dan de verschillende lichaamsdelen te vormen. Het spreekt niet voor mijn inzichtelijk vermogen dat ik daar niet zelf op gekomen was, maar ik was gelukkig bijlange niet de enige, zo bleek. Het eindresultaat leek in elk geval wel op iets. Niet op een shisa, gelukkig, want om bovenvermelde redenen zou mijn creatie anders in een donker hoekje verdwijnen eens ik het toegestuurd heb gekregen. Nee, volgens verschillende bronnen was het meer een kruising tussen een gremlin, een furby en een hyena uit de Leeuwenkoning. Met een kromme neus, weliswaar, maar daar mag men hem niet op afrekenen.


Mijn pseudo-shisa; poseren met Waka, Judith en shisa; Hilde en shisa; Judith had nog klei over, en aangezien dat toch een beetje op chocolade lijkt...

In de namiddag zijn we dan wat gaan rondrijden met gehuurde auto's, vooral naar van die typische panoramapunten met kolkende golven onder en/of naast je. We brachten echter ook een bezoekje aan het zeeschildpaddenaquarium, thuis van een stuk of vier grote dieren en nog een paar kleintjes. Het belangrijkste dat we hier gedaan hebben was experimenteren met onze fototoestellen om te kijken welke instellingen de beste foto's van de dieren opleverde. Een hele opgave, maar uiteindelijk zijn er toch een paar goed gelukt. De twee beste (deze en deze) zijn wel slechts foto's van de informatieborden die bij de schildpadden hingen, getrokken voor het geval ik toch geen goede foto's zou hebben en dus eigenlijk om jullie te bedriegen. Sorry daarvoor!

De avond viel, en dat betekent ook in Japan dat het tijd is om te eten. Op het menu stond iets typisch Okinawaiaans, goya chanpuru, voedzaam eten. Tijdens het bereiden van de maaltijd viel me in elk geval al een groot verschil met mijn kampervaringen in België op: de zorg die besteed wordt aan het klaarmaken van het eten. Alle groentjes moesten bijvoorbeeld mooi in de juiste vorm gesneden worden voor ze de pot in mochten. Het wassen van de snijplankjes en messen voor gebruik werd eveneens streng gecontroleerd. Misschien denken sommige mensen nu dat dit maar normaal is, maar ik - en ook Hilde, die scoutsleidster is - kan je verzekeren dat dat bij ons niet waar zou zijn. Indien er op onze kampplaats in Okinawa iets van eten op de grond gevallen zou zijn, zou dat zeker zesentwintigduizend keer afgewassen zijn geweest voor men nog maar ging overwegen of men het nog ging gebruiken of niet. Een aardappel die bij de Belgische scouts in de pot verdwijnt, moet bij mijn weten maar aan één criterium voldoen: er ongeveer goed uitzien. Als er dus een op de grond zou vallen, zou die hoogstens eens afgeborsteld worden, met een handdoek of kledingsstuk - naargelang wat het dichtstbij ligt. Toen ik dat laatste een paar dagen later vertelde aan de Japanners, begonnen ze spontaan te lachen. Maar ik ben er zeker van dat ze vanbinnen dachten: als ik ooit naar dat gekke land ga, neem ik maar best een hele koffer vol instant noedels mee.


Sightseeing op de tweede dag

Goed, dag drie dan. Het weer was nog steeds zorgwekkend, zodat ook nu geen van beide zeeactiviteiten kon doorgaan. Dan maar weer in de auto's om nog wat aan sightseeing te gaan doen. Deze keer bezochten we eerst een grot, wat altijd wel leuk is, en ook mooi. Na een tochtje langs de wilde, woeste, woelige en zilte baren ging de reis dan verder naar de lokale Awamoribrouwerij, waar ze de gelijknamige, exclusief Okinawaiaanse, rijstalcohol (let wel: het is geen soort sake) produceren. Er was zelfs een plekje waar je ongegeneerd tien verschillende soorten mocht proeven, met alcoholpercentages varieerende van vijfentwintig graden tot bijna vijftig graden. Voor mij smaakte het allemaal nogal hetzelfde en jammer genoeg niet zo lekker. Het moet een van de eerste keren geweest zijn dat ik gratis drank heb laten staan.

De rest van de dag bracht eigenlijk enkel nog eten en slapen, en echt boeiend is dat natuurlijk niet. De volgende ochtend kregen we wel heuglijk nieuws te horen: het weer was aan de betere hand, en we zouden die dag dan toch gaan duiken. We werden opgedeeld in twee groepen: zij die al duikervaring hadden, en zij die in het beste geval al eens met hun gezicht in een plas water gevallen waren. Ik hoor, voor alle duidelijkheid, bij de laatste categorie. Dat betekende dat ik - samen met Judith (die eigenlijk al ervaring had, maar voor de zekerheid toch eerst alle uitleg nog eens wou krijgen), Hilde en de eerstejaars van de circle - eerst een uitgebreide uitleg heb gekregen over het aandoen van je duikmasker, wat te doen als er water inkomt en hoe je het best de druk op je oren verlaagt. Daarna mochten we gaan oefenen in het water, wat vrij snel gedaan was, aangezien we blijkbaar allemaal zeer jouzu (gewooon goed) waren. Ik betwijfelde wel een beetje of het niet altijd beter is toch nog wat meer te oefenen, maar aangezien het die vriendelijke mensen van de duikshop waren heb ik ze hierin maar vertrouwd.

Na een extra lange middagpauze kwam dan het grote moment: duikpakken aandoen, in de auto, in de boot, en varen naar de plek waar we voor het eerst ondergedompeld zouden worden in de wereld van het duiken en de zee. We zouden wel maar vijftien meter diep gaan, maar geloof me, dat was al griezelig genoeg voor de eerste keer. Toen ik op het moment zelf daar in dat water zat, heb ik mezelf toch even moeten kalmeren voor ik echt durfde onder te gaan. Het gaf me immers een niet zo geruststellend gevoel dat ik het einde van het koord (dat ons moest helpen tot aan de bodem te geraken) niet kon zien, en dat ik eens op de bodem niet zo gemakkelijk meer naar boven zou kunnen - caissonziekte, weet u wel. Maar goed, ik heb die angst dan toch kunnen overwinnen en ben dus tot op de bodem geraakt zonder al te veel problemen.


Bij gebrek aan foto's van het duiken, zijn er hier nog een paar van de derde dag: buiten de grot; Yoshinobu met ingegraven voeten; de rots in de branding; een nepvis die daar ergens op de grond lag en waar ik een foto van wou trekken.

Echt overweldigend was het daar echter niet. Ik weet niet of het aan het relatief slechte weer lag of aan de duikplaats - waarschijnlijk aan een combinatie van beiden - maar uiteindelijk hebben we misschien vier verschillende visjes gezien en voor de rest een paar planten en (vooral) veel stenen. Dan is kijken naar het aquarium van mijn favoriete Chinees restaurant in Aalst eerlijk gezegd toch wel veel boeiender. Buiten het opdoen van een nieuwe ervaring was het dus eigenlijk niet echt heel erg de moeite. De Japanners vonden allemaal (uiteraard) van wel, en het zou niet mooi van me geweest zijn dat tegen te spreken, dus dat heb ik niet gedaan. Indrukken van het hele gebeuren waren voor de rest vooral van de koude aard, want zo'n wetsuit is wel warm op zich, maar als je er al in de voormiddag al eens in het water mee geweest bent en het dan nog eens danig regende toen ze tijdens de middagpauze lagen te drogen, geeft het toch niet zo'n aangenaam gevoel om dat opnieuw aan te moeten doen. Maar gelukkig viel de temperatuur van het water op onze duikplek wel goed mee. En we zijn tenminste geen blauwgeringde octopussen (ja, dat zit daar, net als kegelslakken en zeeslangen) tegen het lijf gezwommen.

Maar genoeg over gevaarlijke beesten in zee. Na het duiken mochten we allemaal nog eens het bad in, gevolgd door - zeer uitzonderlijk - wat vrije tijd voor we aan het eten begonnen. Na op ons gemak een koffietje gedronken te hebben in het badhuis, zijn we dan nog even naar het strand gegaan. Schelpjes zoeken... het deed me terugdenken aan vroeger, toen we met ons gezinnetje naar de zee gingen voor een dagje, wat ik nooit echt heel graag heb gedaan, aangezien ik niet kan tegen zand tussen mijn tenen en het water te koud was. Maar een ding deed ik daar wel: schelpjes zoeken. En ze dan maar trots tonen aan mama en papa en erop staan dat er een foto van getrokken zou worden, vooral als ik iets speciaals als een (miniscuul) exoskelet van een krab had gevonden... In feite doet zoiets me vooral stilstaan bij hoe gelukkig ik ben, vooral dan hoeveel geluk ik heb gehad op te groeien in een omgeving die mij al die kansen heeft gegeven, en hoe dankbaar ik daarvoor ben. Dat besefte ik, terwijl ik daar op mijn knieën in het zand zat, en het is nog een hele tijd in mijn hoofd blijven hangen, aangezien het toch iets moois is om af en toe aan te denken.

Het eten zou die avond gevolgd worden door de traditionele nomikai, het zitten in een cirkeltje en wat gezellig keuvelen met een drankje en hapje bij de hand. Onvermijdelijk was hier natuurlijk ook weer een kansou-moment (zeg wat je vond van de voorbije vijf dagen, maar beperk je tot de positieve zaken, tenzij je laatstejaars bent) bij. Wij, de drie Belgen, waren echter vrij moe en hadden bovendien nog drie dagen op ons eentje voor de boeg, zodat we besloten dat het beter was wat vroeger dan de rest onze slaapzak op te zoeken.

Het begin van de volgende dag bestond enkel uit het opruimen van onze tentjes, de vriendelijke mensen van de duikshop bedanken voor alles, naar de haven gaan en de boot terug nemen. Eens aangekomen, namen we vrijwel meteen afscheid van de overige BPC'ers, en dit is dus ook het moment waarop ze uit dit verhaal verdwijnen. Tijdens ons verblijf in Okinawa hebben we in elk geval voldoende de kans gekregen alle leden beter te leren kennen. Zo weten we bijvoorbeeld eindelijk hoe iedereen heet, een niet onbelangrijke stap bij het leggen van contacten. Voor de rest kan ik enkel zeggen dat het best wel fijne mensen zijn. Ik zal waarschijnlijk wel nog meer over hen schrijven in een van mijn allerlaatste blogberichten, misschien wel getiteld "Ruben beschouwt na: Japanners", waarin in elk geval de woorden kippetjes, boeren en boerderij zullen voorkomen - maar niet noodzakelijk in verband met de BPC'ers.

Na het afscheid trokken we naar ons hotel-voor-een-nacht, dat er aan de buitenkant nogal sjofel uitzag. Aan de binnenkant viel het gelukkig beter mee. We sliepen in slaapzalen, maar gelukkig waren er gordijntjes aan de bedden, zodat je weinig hinder had van de andere gasten indien je even geen zin had om sociaal te doen of (zoals wij) te moe was daarvoor. Nadat we onze rugzakken daar hadden afgezet trokken we naar kasteel Shuri, verblijfplaats van de heersers van het vroegere Ryukyukoninkrijk, door Japan geannexeerd na de Meijirestauratie en in 1879 omgedoopt tot de prefectuur Okinawa. Dit kasteel werd bijna volledig vernietigd tijdens de Tweede Wereldoorlog, maar is gelukkig heropgebouwd en behoort nu tot het werelderfgoed.

Aan de buitenkant deed het complex vrij Japans aan, vond ik, maar eens binnen zag je toch duidelijk dat Ryukyu vooral relaties met China had. Niet dat ik een kunstkenner ben, maar de schilderijen en ornamenten deden mij toch veel meer denken aan de zaken die in het Chinese luik van de cursus Oost-Aziatische kunst staan. Jammer genoeg mocht je op de meeste plaatsen geen foto's trekken. Hoogtepunt van ons bezoek was in elk geval een gezellig kopje thee met heerlijke koekjes, vooral omdat we op die manier even konden ontsnappen aan alle toeristen die als een kudde wildebeesten door het complex raasden, alle hersencellen die ze op hun weg tegenkwamen vernietigend met hoge kreetjes van a! sugoiiii! heeeeeeeee! subarashiiiiiii! kireiiiiii!, en dan het tak-tak-tak van hoge hakken waarop ze amper kunnen balanceren, maar waarop ze moeten lopen volgens De Voorschriften, en het duidelijk gebrek aan interesse in iets anders dan het mooist op de foto te staan.... En dat zijn dan enkel nog maar de meisjesdieren! Maar ik dwaal af.

Dat theegedoe was niet helemaal gratis, en dus stond er een meisje aan de ingang om met een gulle glimlach onze 300 yen in ontvangst te nemen. Net nadat ze de mensen voor ons had binnengelaten, huppelde die echter ineens weg. We namen aan dat ze daarvoor wel een goede reden had, en veel tijdsdruk hadden we toch niet. Het heeft wel een tijdje geduurd voor ze terugkwam, en ze had iemand bij: een medewerker die, zo legde ze uit, Engels kon. En dat meisje maar beschaamd zijn toen we zeiden dat we ook wel Japans konden, wat de jongen die ze erbij had geroepen de opmerking ontlokte dat ze daar toch beter eerst naar had gevraagd. Ze werkte er dus duidelijk nog niet al te lang, maar was wel bijzonder vriendelijk, dus we hebben er eens goed om gelachen. Ze vroegen ons verder nog een enquête in te vullen, wat we met plezier deden. Alles was toch positief, dus dat was snel gedaan.

Na ons kasteelbezoek reisden we af naar de drukste winkelstraat, om er eerst eens goed te eten en daarna wat winkeltjes te gaan bekijken. Het eerste ging goed, maar tijdens die tweede activiteit voelde ik me toch overmand worden door een vrij hevige moeheid, die waarschijnlijk veel te maken had met het grote verschil in temperatuur buiten en in de winkels. Onder andere gesterkt door het zingen van Samson & Gert-liedjes ben ik toch op mijn benen kunnen blijven staan, maar eens in mijn kamer voelde ik me echt ziek. De rillingen over mijn hele lichaam wezen op beginnende koorts, en dus kroop ik meteen in bed.



Het grootste probleem was inderdaad vermoeidheid, veroorzaakt door de bovenvermelde winkelbezoekjes, maar ook al aanwezig gedurende de vijf dagen daarvoor. Dat merkte ik onder andere aan het feit dat het ineens leek of ik minder goed Japans kon spreken dan toen ik hier in september aankwam. Grammaticale constructies maken duurde langer dan normaal, en zelfs de simpelste woorden (zoals zee, umi) kwamen niet altijd meteen in me op. Nochtans had ik er voor deze reis op gelet genoeg te slapen, net om vermoeidheidsproblemen te vermijden, en ook van de vijf dagen met de BPC kan je moeilijk zeggen dat we erg weinig geslapen hebben; we moesten weliswaar erg vroeg opstaan (5 à 6 uur), maar gingen toch steeds op tijd slapen. Nu ja, blijkbaar was de kampervaring dus wel vermoeiend geweest, en was het nodig te recuperen. Jammer genoeg moesten we ook in ons hotel 's ochtends vrij vroeg opstaan, waardoor ik me nog steeds niet opperbest voelde toen we op de boot naar onze volgende bestemming, het eiland Zamami, stapten. De reis duurde echter lang genoeg om nog wat te slapen (we waren gaan kamperen, dus ik had sowieso toch een slaapzak en slaapmatje bij), zodat ik bij aankomst enkel nog wat vermoeid was.

Ondertussen drong er zich een belangrijke keuze op. We hadden immers afgesproken dat we zouden gaan snorkelen, maar aangezien ik me die ochtend nog wat slapjes voelde had ik toch sterk getwijfeld of dat wel verstandig zou zijn. Aangezien ik me op dat moment enkel nog wat vermoeid voelde, besloot ik het er toch op te wagen. En ik moet zeggen dat ik me dat niet beklaag. Het weer was er nog niet beter op geworden, waardoor het rillen in zwembroek en bikini was. Na de verplichte fotoshoot waagden we ons dan het water in, dat gelukkig nog van redelijke temperatuur was. Lang ben ik er niet ingebleven, om het risico weer ziek te worden te vermijden, maar ik heb er in elk geval wel meer, mooiere en interessantere zeedieren gezien dan tijdens het duiken. En we zijn alweer geen gevaarlijke beesten tegengekomen, al deed Judith me soms wel schrikken met haar luid gegil nadat er bijvoorbeeld een dode - maar ongetwijfeld monsterachtige - krab plots voor haar opdook.

Ook leuk was dat er op het strand een Japanner naar ons toekwam die ons blijkbaar gezien had op de boot naar Zamami. Bleek dat die man een jaar in Nederland had gewerkt en dus zelfs wat Nederlands komt. Wat natuurlijk wel vrij zeldzaam is in een land waar men over het algemeen niet echt sterk is in vreemde talen. En hij was dan nog eens sympathiek ook, genoeg stof voor een leuke babbel dus. Jammer genoeg had hij het (ondanks zijn wetsuit, wat wij niet hadden) wel enorm koud, zodat hij na een keer in het water geweest te zijn al wegging. Nadat wij bibberend uit het water gekropen waren, haastten we ons dan terug naar de duikshop waar we de snorkels en zwemvliezen gehuurd hadden. De bedoeling was daarna op zoek te gaan naar een deftige douche of publieke badplaats, maar dat werd ons meteen een stuk gemakkelijker gemaakt door de vriendelijke dame van de duikshop, die zei dat we haar douches wel mochten gebruiken. Ik moet zeggen dat een douche me zelden zoveel deugd heeft gedaan als toen. Het plakkerige gevoel van zeezout in je haar was meteen weg, en het warme water zorgde ervoor dat ik me daarna echt weer goed voelde. Daarenboven was er naast die duikshop een gezellig eethuisje, waar ik heerlijke en vooral verse scampi's heb gegeten. Om helemaal zeker te zijn van volledige genezing, kroop ik best wel zo vroeg mogelijk in mijn bed, en gelukkig wouden Hilde en Judith ook niets liever doen. Snel de tent in (die we hadden gehuurd voor één nacht) dus, en hopen dat het de volgende dag beter weer zou zijn. Er stond immers iets speciaals op het programma.

En we hadden geluk. Net deze laatste dag scheen de zon. En ze scheen fel. Het was warempel nodig mijn zonnebrandcrème te gebruiken, waar blijkbaar toch wel zeer veel muntextract inzat, iets wat mijn ogen in het begin niet zo tof vonden. Zoals ik al aangegeven heb, hadden we vrij hoge verwachtingen voor deze dag. We zouden immers gaan walvissen kijken, met de Zamami Whale Watching Association. Rond deze periode zitten er immers nog veel bultruggen in de zee rond Zamami, en er worden dan ook boottochten georganiseerd waarop men deze kan gaan bekijken. Twee uur zou die van ons duren, en men verzekerde ons vooraf dat we wel heel veel kans hadden om er een paar te zien, aangezien het zeer mooi weer was en men er 's ochtends al een paar had gespot. Na een korte inleiding kropen we in de boot, samen met nog een hele hoop mensen. Ik ga er niet meer te veel woorden aan vuil maken, behalve dan dat we echt wel uitzonderlijk veel geluk hebben gehad. Na in het begin een walvisvrouwtje en haar kalf gezien te hebben, ontdekten we immers even later een kudde van minstens zeven volwassen dieren, die we dan toch ongeveer anderhalf uur gevolgd hebben. De foto's zijn uiteraard niet allemaal even goed gelukt (op zulke momenten wil je wel zo'n duur fototoestel met telelens), maar er zitten er toch een paar aanvaardbare bij, vooral door het feit dat we in staat waren ze van wel heel dichtbij te zien.




Ik ben in elk geval vooral blij voor Judith, die hier echt wel heel hard naar uitkeek, en zichtbaar ontroerd was toen ze de dieren waardoor ze zo gefascineerd is eindelijk te zien kreeg. Voor mezelf was het natuurlijk ook de moeite, aangezien ik ook altijd geïnteresseerd ben geweest in de zee en het leven erin.

Het walvissen kijken was onze laatste echte activiteit op Zamami. Daarna volgde enkel nog het middagmaal, en dan de boot weer op, terug naar het hoofdeiland van Okinawa. De laatste uren op Okinawa zijn even kort te beschrijven als het begin van de reis: we gingen eten, kochten wat spullen (ik een t-shirt, die misschien later ooit op foto zal verschijnen), gingen slapen, stonden op, kochten nog wat spullen (souvenirs, in mijn geval stervruchten, al zeg je volgens Van Dale beter carambola, waar ik nog nooit van gehoord heb), stapten het vliegtuig op en landden anderhalf uur later weer in Osaka. Terug thuis. Het was zoals gewoonlijk een ervaring met hoogte- en dieptepunten, iets waarvan het weer een duidelijk voorbeeld is. Maar ik had foto's van zonovergoten stranden beloofd, dus klik maar snel hier. Mijn foto's zijn deze keer hier (alles behalve walvissen) en hier (walvissen) te bewonderen.



Tot binnenkort...
Ruben

PS: ik had geen kam mee, en daarenboven was er bijna altijd felle wind, vandaar de titel en de foto's.

zondag, maart 04, 2007

Alweer weg

Deze keer gaan we naar Okinawa, het meest zuidelijke eiland van Japan, in het kader van de jaarlijkse lentereis van de backpackerscircle. We zullen vier dagen met de circle rondtrekken, daarna gaan Judith, Hilde en ik nog twee dagen alleen rondtrekken. Dat betekent dat we een week weg zullen zijn. Daarna zal ik wel weer - het is nu toch al heel lang geleden - een lang bericht neerschrijven. Verwacht geklaag over de Japanse manier van organiseren, over snurkende Japanners, over het onverstaanbare plaatselijke dialect, en eventueel schrijf ik tussendoor ook nog iets over zaken die ik leuk vond. Voor de goede verstaander: ik kijk er dus naar uit.

Morgen wordt het weer vroeg opstaan, dus ik kruip nu in mijn bed. Tot binnen een week!

vrijdag, maart 02, 2007

Gelukkige verjaardag, lieve schat

Ik weet het, het is lang geleden dat ik hier nog iets geschreven heb. Tijdsgebrek en internetproblemen waren daar de oorzaken van, al moet ik ook zeggen dat ik het bijhouden van zo’n blog soms wel eens beu werd. Nu ik terug in Japan ben en mijn internet terug werkt zal ik er wel weer eens werk van maken. En welke dag is daarvoor beter dan deze? Nee, ik heb het nu niet over het feit dat ik daarnet 62903 yen heb gekregen voor geleverde inspanningen tijdens het Ebisufestival (al is dat bedrag natuurlijk zeer welkom), maar over iets veel belangrijkers.

Meer dan viereneenhalf jaar geleden overviel me een gevoel dat ik nog nooit tevoren had ervaren. De gevolgen ervan waren niet te overzien. Ik begon bijvoorbeeld ineens last te krijgen van vlagen van ijver, waaronder warempel zelfs spontaan en graag helpen in het huishouden – in die tijd een klein mirakel. Het was een gevoel van blijdschap, opwinding, van schijnbare onoverwinnelijkheid, maar toch ook van onzekerheid. Het was het gevoel, zo zou ik zelf snel ontdekken, verliefd te zijn.

Hoe het zover was kunnen komen en hoe het verder verliep zal ik hier niet vertellen, anders heb ik immers niets meer om over te schrijven op 21 juni. Feit is dat ik uiteindelijk een relatie begon met het meisje dat erin geslaagd was die gevoelens bij me op te wekken, en dat die relatie dus nu bijna aan haar vijfde jaar zit. Vandaag verjaart het meisje dat samen met mij zo toegewijd gewerkt heeft een hecht “ons” te maken van de “ik” en “jij” van vijf jaar geleden.

Lieve schat, ik kan moeilijk in woorden uitdrukken hoe dankbaar ik je ben voor alles wat je al voor me gedaan hebt. Je hebt me hetgene gegeven dat ik het meeste nodig heb: onvoorwaardelijke steun. Zowel op de echt moeilijke momenten als bij doordeweekse probleempjes was je er altijd voor mij. En ik weet dat je dat zal blijven doen, ons hele leven lang. Ik zal je dan ook altijd dankbaar blijven.

Als je me vraagt waarom ik vijf jaar geleden verliefd op je geworden ben, kan ik daar niet met volle zekerheid op antwoorden. Net als het onmogelijk is dat gevoel te beschrijven, kan je immers ook niet zomaar alle redenen voor het waarom gaan opsommen. Maar ik weet natuurlijk wel wat mij aantrekt in jou, zoals je humor, je intelligentie, je knuffelgehalte – nee, niet je stoerheid :p Natuurlijk zijn er ook verschillen tussen ons. We zouden elkaar echter nooit zo goed kunnen aanvullen als we nu doen als die verschillen er niet waren, en hoewel we er toch af en toe stevig door botsen, zou ik het waarschijnlijk verschrikkelijk vinden als je op een van die cruciale punten zou veranderen, zelfs al zouden we daardoor minder ruzie maken. Nee, van een partner moet je volgens mij veel eerder aanpassing dan verandering verwachten. En ik weet dat ook dat niet altijd eenvoudig is, zeker omdat ik nu eenmaal ook niet het gemakkelijkste karakter heb. Maar ik weet dat je je best doet, en daarvoor ben ik je – alweer – oneindig dankbaar.

Om het met een uitspraak van Stijn te zeggen, ons bindt meer dan ons scheidt, véél meer. De negatieve kant van onze verschillen zal nooit de positieve kant overschaduwen. Ik weet dat, omdat we elkaar gewoon veel te graag zien om dat toe te laten. Blijf dus altijd jezelf, lieve schat. Ik zie je graag, ik hou van je zoals je bent en zal dat altijd blijven doen. Dat wou ik je nog even laten weten op deze speciale dag. Ik heb in de loop van de dag toch een paar traantjes gelaten omdat ik nu niet bij jou kan zijn, maar gelukkig heb ik zoveel mooie momenten om op terug te blikken, en vooral een prachtige tijd om naar uit te kijken: de tijd waarin ik mijn hele leven met jou zal mogen delen. Wie weet welke moeilijkheden ons nog te wachten staan. Ik ben er echter van overtuigd dat we ze allemaal zullen overwinnen en er sterker zullen uitkomen, zoals we al zo vaak hebben gedaan. En als iemand zich afvraagt waarom ik dit allemaal hier schrijf in de plaats van in een mail ofzo, kan ik enkel antwoorden wat Michael al eerder schreef: ik hou van je, en iedereen mag dat weten.

Gelukkige verjaardag, lieve Stefanie
je Ruben

zondag, januari 07, 2007

Internetperikelen

Dit wordt eens geen lang bericht, maar gewoon een korte mededeling. Gisteren besloot mijn draadloze internetverbinding dat het dringend tijd was om eens lastig te gaan doen, en dus viel ze uit. Nu is dat wel al vaker gebeurd (gemiddeld drie keer per dag), maar deze keer lag het duidelijk eens niet aan de onstabiele connectie die ik gebruik, maar aan mijn laptop. De draadloze netwerkadapter wordt immers eenvoudigweg niet meer gedetecteerd. Ik heb al vanalles geprobeerd, tot nu toe zonder succes.

Als er mensen zijn die denken te kunnen helpen, mogen ze me altijd mailen voor meer informatie. Dit bericht dient eerder om te zeggen dat ik de komende dagen waarschijnlijk niet echt veel gebruik zal kunnen maken van internet, zodat de correspondentie vooral tot mail beperkt zal blijven. Tot 15 januari heb ik het immers nog vrij druk met verschillende taken, en geregeld naar het internetcafé gaan zit er dus niet echt in... Mijn voornemen om meer gebruik te maken van msn zal dus weer even moeten opgeschort worden, vrees ik... Alsook het vlotte bijwerken van deze blog.

Bij deze zijn jullie dus op de hoogte!