Het is groen en lijkt op een paper van 5 bladzijden
Hey allemaal,
Tot nu toe heb ik alle verslaggeving via mail afgehandeld, maar een blog is natuurlijk wel handiger voor dat soort dingen. Daarvoor wou ik wel wachten tot ik Internet op kot had, wat vandaag eindelijk gebeurd is. Aangezien ik door het lange wachten op die Internetaansluiting wat achterloop met mijn vertelsels over mijn verblijf hier, zal ik dat hieronder kort doen. Interpreteer dat bijwoord echter vooral niet te letterlijk.
Ik begin waar ik vorige keer was geëindigd. Na onze tweedaagse trip naar Kyoto en omstreken (en bezoek aan Umeda, zie daarvoor de blogs van Judith en Hilde) moest ik goed uitgeslapen zijn, want de volgende dag was er een placement test. Die dient, zoals de naam het zegt, om de studenten onder te verdelen in verschillende niveau’s van Japans. Iedereen zenuwachtig natuurlijk, want je wil toch niet al van bij het begin op je gezicht gaan hé. De test was onderverdeeld – of zo werd het ons toch verteld – in drie grote stukken: luisteren, schriftelijk en mondeling. Het luistergedeelte was goed te doen, dat waren niet al te moeilijke meerkeuzevragen uit (voor degenen die weten waarover het gaat) 4級 van de 日本語能力試験, wat dus het laagste niveau van die test is. Aangezien we alles maar een keer mochten horen, heb ik waarschijnlijk wel in mijn zenuwachtigheid een paar dingen gemist, maar ik verwachtte hier in elk geval toch een goed resultaat op. Het schriftelijke gedeelte was heel wat andere koek. Dat was onderverdeeld in vier delen, duidelijk gerangschikt van extreem moeilijk naar gemakkelijk en elk nog eens onderverdeeld in een kanji-, grammatica- en leesoefening. Het extreem moeilijke deel was extreem moeilijk (wat een onverwachte tekstwending) en gaf iedereen waarschijnlijk het gevoel dat ze toch maar beter haartooi hadden gestudeerd (noot: ik heb absoluut niets tegen de richting haartooi, dit is een inside joke voor een paar vrienden). Maar toch, de moed niet opgeven, en verder naar het volgende deel. Dat was nog steeds vrij moeilijk, maar een paar aha-erlebnissen tijdens het maken ervan zorgden er toch voor dat ik het gevoel kreeg er toch iets van gekund te hebben. Het derde en vierde deel gingen vrij vlot, en dus had ik over het algemeen wel een goed gevoel bij dit alles. De vier delen stonden duidelijk elk voor een niveau van Japans, en aangezien het tweede deel (derde niveau) nog meegevallen was, dacht ik dus dat ik in dat niveau terecht zou komen.
Doch onze lijdensweg was nog niet over, integendeel. Na de middagpauze volgde immers het mondelinge gedeelte, en dat was natuurlijk het onderdeel waar iedereen het meest zenuwachtig voor was. We werden in groepjes binnengeroepen, en die groepjes waren duidelijk voor een stuk samengesteld aan de hand van de testresultaten. Degenen die duidelijk het beste Japans konden (allemaal Aziaten, uiteraard) mochten eerst, en mijn verbazing was dan ook groot toen Judith en ik bij de tweede (of was het nu derde) groep al werden binnengeroepen. Het moment van de waarheid was dus aangebroken, en we werden naar een kamer geleid waar achter een lange tafel vijf Japanse vrouwen – de een al wat jonger dan de ander – zaten. Wij moesten op (in ons geval het puntje van) de stoelen voor hen gaan zitten, waarna het gesprek begon. Nu zou ik kunnen vertellen dat ze vraag na vraag op ons afvuurden, klaarblijkelijk met de bedoeling te testen wie er het eerst door het raam zou springen, maar dat gebeurde dus niet. Het enige dat we moesten doen was onszelf kort voorstellen, waarna we meteen te horen kregen in welk niveau we zaten. Op zich was dat natuurlijk wel al spannend genoeg, en ik was dan ook blij toen ze zich tot mij richtten. Het verdict: niveau 4, het moeilijkste dat ze te bieden hebben (al zijn er ook een paar Aziatische studenten “buiten categorie”, wat betekent dat zij geen extra Japans meer nodig hebben) en dus meer dan ik verwacht had. Ik was uiteraard blij, aangezien dit toch een mooie bevestiging is, maar toch ook wat bezorgd, aangezien dit niveau normaal gezien echt wel moeilijk is. Maar ik was vooral blij dat ze ons (Judith werd ook in niveau 4 geplaatst) die kans gaven en was dan ook vastbesloten er volledig voor te gaan.
Vreemd genoeg werden niet alle studenten uit Leuven in dat niveau geplaatst. Hilde en Roos wel kwamen er ook in terecht, maar Michael en Tinne moesten naar niveau 3. Nu weet ik niet perfect hoe goed hun Japans is, maar op basis van wat de lessen van niveau inhouden kan ik wel met vrij grote zekerheid zeggen dat zij ook eerder in niveau 4 thuishoren. En dat geldt ook voor een paar andere buitenlandse studenten, zoals Matthias, die echt wel beter Japans spreekt dan wij. Ik ben nooit fan geweest van placement tests, en dit heeft in elk geval niet geholpen daar iets aan te veranderen, hoewel het voor mij dus wel positief uitgedraaid is.
De dag erna vonden de Japanners het tijd om een welkomstceremonie voor de buitenlandse studenten te houden. Daarvoor moesten we naar een grote zaal gaan waar er – naar goede Japanse gewoonte – een héél lange tafel vol eten op ons te wachten stond. Met de nadruk op wachten, want eerst was er – uiteraard – nog een formeel gedeelte met twee sprekers en de plechtige naamafroeping van de buitenlandse studenten. Als je je naam hoorde, moest je dan rechtstaan en een korte buiging naar de zaal maken. Er zijn een kleine vijftig buitenlanders, dus dat duurde wel even. Maar daarna was het etenstijd, dus veel te klagen hadden we niet. Na het eten werden we weer vrijgelaten, en trokken Roos, Tinne, Judith, Hilde en ik naar het 学生センター, het studentensecretariaat waar je met allerlei vragen terecht kan. En dan nog vriendelijk geholpen wordt ook, in tegenstelling tot soms in Leuven. Wij gingen er in elk geval informeren over de clubs en circles die Kansai University rijk is.
Hier is er wel een woordje uitleg vooraf op zijn plaats. In Japan is het de gewoonte dat de studenten een of meerdere clubs vervoegen, waarin ze dan meestal een aanzienlijk deel van hun vrije tijd doorbrengen. De meeste clubs (vooral de sportclubs) zijn echter vrij streng inzake aanwezigheid en hiërarchie. Dat varieert natuurlijk van club tot club, maar ik had in elk geval niet veel zin mee te gaan draaien in een systeem van verplichte aanwezigheid (dan zou de tijd die ik kan spenderen aan contact met het thuisfront immers drastisch slinken) en hiërarchieën respecteren is ook niet meteen mijn sterkste kant. Daarom leek een circle me beter, aangezien die meer geconcentreerd zijn op plezier, terwijl het bij clubs vaker gaat om competitie. Nogmaals, dit verschilt van club tot club, dus eigenlijk is het een zeer kunstmatig onderscheid. Er zijn trouwens blijkbaar ook semi-clubs, waardoor het al helemaal wollig wordt.
Nu goed, ik wou twee dingen: een groep vinden waarmee ik samen kon musiceren (om mijn dwarsfluitspel te onderhouden) en een iets sportievere activiteit. Over dat tweede had ik nog niet echt concrete ideeën, maar al snel had Hilde in het grote circle-boek iets gevonden dat me ook wel aanstond: de backpackersclub/circle/whatever. Die organiseren regelmatig activiteiten zoals rugzak- en fietstochten, maar ook zaken zoals duiken, raften en dergelijke meer komen aan bod. En bij elke activiteit kan je kiezen of je meedoet of niet, dus dat is ook in orde. Begin oktober houdt deze groep een bijeenkomst, dus dan gaan we zeker eens kijken en ons waarschijnlijk meteen als lid opgeven. Voor de muziekgroep moet ik nog even wachten, de vriendelijke man die geduldig naar al onze verzoeken in verband met clubs en circles luisterde zou hiervoor zo snel mogelijk contact opnemen met de juiste mensen, zei hij. Tof tof.
Ik had een afspraak om 15u, en moest dus vroeger dan de rest vertrekken. Jammer, want tien minuten voor ik vertrok kwam er iemand van die backpackersclub binnen die een laptop vol foto’s bij zich had. Afspraken zijn er in Japan echter meer dan waar ook om na te leven, en deze ging trouwens over het aankopen van een internetconnectie, dus het was belangrijk genoeg. Er waren verschillende mogelijkheden om Internet te krijgen, maar uiteindelijk bleven er voor mijn geval maar twee over. De ene was een paar duizend yen duurder, maar wel veel sneller dan de andere. Maar daar vertel ik later wel meer over.
De volgende dag was ook alweer spannend, aangezien het de eerste lesdag was. We hadden twee vakken, Japanse Literatuur en Japanse Cultuur, en ik was wel benieuwd wat dat zou worden. Over de lessen ga ik echter een aparte blogpost maken, dus ik spring nu even twee dagen vooruit, naar het weekend. Zowel zaterdag als zondag zijn we immers op stap geweest.
Wij, dat waren in het geval van zaterdag Judith, Hilde en ik. We namen ’s morgens de trein naar Yamada, alwaar we een groot park gingen bezoeken. Onderweg passeerden we een 武道館 (budōkan, een gebouw waar verschillende krijgssporten beoefend werden). We hadden geluk, want er was net een 弓道 (kyūdō, Japans boogschieten) toernooi aan de gang, en we mochten vanaf de eerste rij toekijken. Zelden een betere beheersing van elke spier in het menselijk lichaam gezien dan daar. Jammer genoeg konden we er wel geen foto’s van trekken. Naast het boogschieten zijn we nog gaan kijken naar wat 剣道 (kendō, zwaardvechten) en 空手 (karate, karate). Allemaal zeer indrukwekkend wat die mensen met hun lichaam kunnen doen. Maar het werd stilaan tijd om naar het park te gaan, dus lieten we de uitslag van de kyūdōwedstrijd voor wat hij was en verlieten het gebouw.
Eens aangekomen in het 万博記念公園 (banpaku-kinen kōen, Expo Memorial Park) zochten we meteen een plaatsje om te gaan eten. Naar goede gewoonte profiteerden de eetgelegenheden daar van het feit dat we in dat park weinig alternatieven hadden om hun prijzen stevig aan te dikken. Maar ik had toch veel te veel honger om me daar iets van aan te trekken en betaalde dus maar die 200 yen extra. Nadien was het tijd om eens te beginnen aan onze verkenningstocht van het park. Al snel werd onze aandacht echter door iets anders dan de mooie flora getrokken. Op een groot plein temidden van het park was er immers een verkeersbeurs voor (stuk voor stuk schattige) kinderen aan de gang. Nu leer je in België op die leeftijd hoe je veilig met je fiets of te voet door het verkeer gaat. Hier kregen ze echter al les in veilig met de auto rijden (hoewel ze dat de volgende tien jaar nog niet gaan doen), tot en met hoe je banden of olie moet vervangen. Ik twijfel of ze daar echt veel van gaan onthouden, maar het is in elk geval een mooi initiatief. Iets verder stonden er meisjes op een podium al dansend en zingend de kindjes aan te sporen goed op te letten in het verkeer, en er waren ook allerlei standjes waar mensen die lang genoeg konden wachten (wij dus niet) allerlei leuke gadgets kregen. Maar we wouden ook nog wat van de natuur zien, en de drang om zo’n schattig kindje stiekem mee te nemen werd ook wat te groot, dus leek het ons beter verder te gaan. Eerst passeerden we het beeld “Tower of the Sun”, gebouwd ter ere van wereldtentoonstelling ’70 (vandaar ook de naam van het park), dat bijzonder majestueus boven het park uittorent. Jammer dat het zo foeilelijk is.
Na wat dralen (vooral bij de mooie visjes in het lelijke stukje meer) en zoeken vonden we de ingang van de Japanse tuin. Dit is echt de perfecte plaats om tot rust te komen. Kabbelende beekjes, klaterende watervallen, koele mosplekjes onder lichtjes hellende bomen en andere dingen waarmee Katrien de toverkol (uit Kulderzipken!) bijzonder blij zou zijn. Ik heb foto’s proberen te trekken, maar die kunnen uiteraard nooit de werkelijke pracht van dit alles weerspiegelen. Mijn batterijen waren trouwens na een tijdje op – tot grote vreugde van mijn medereizigsters, overigens. Ik zou nog veel meer kunnen vertellen, maar in woorden kan deze ervaring evenmin beschrijven. Na deze zeer zenvolle (leermeester Debunne zou nu zeggen: behrijpt u mijn woordspeling? hihihi) bezigheid begaven we ons naar de uitgang, moe (we hebben die dag toch wel 15 km in heel warm weer gestapt) maar vooral heel voldaan.
Terug in onze uitvalsbasis zijn we dan nog iets kleins gaan eten en liepen we toevallig Leuvenaar Michael tegen het lijf. We waren van plan om de volgende dag in de buurt rond onze verblijfplaatsen de lokale tempels en heiligdommen eens te bezoeken, en Michael was meteen enthousiast om mee te gaan. Op naar morgen dus!
Aangezien we nu toch wel eerst wat wouden uitslapen, spraken we pas om 13u af. De uitstap begon al goed, want Judith was de kaart (dat ding dat zij koppig “map” blijft noemen) vergeten. Ik ben dan maar die van op mijn kamer gaan halen, en tegen 13.30 konden we vertrekken. We hebben in totaal drie heiligdommen (die dingen die iedereen koppig “schrijnen” blijft noemen) bezocht, allemaal met traditionele toegangspoort en waterreservoir om je handen te reinigen voor het binnengaan. Zie foto’s! Op het einde wouden we ook nog een Japans arboretum binnengaan, maar we kwamen daar jammer genoeg net na sluitingstijd aan. Maar niet getreurd, het was toch ongeveer etenstijd, en Michael loodste ons mee naar een naar zijn zeggen uitstekende okonomiyakitent, en hij heeft in elk geval niet gelogen. Zoek zelf maar eens op wat dat gerecht inhoudt, en als je de kans krijgt, probeer het dan zeker uit! Ik had er een met garnalen, maar ongeveer alle variaties zagen er even goed uit. Na dit erg vullende avondmaal zijn we dan nog iets gaan drinken in een Amerikaanse bar (wees gerust, die was nog altijd heel Japans), om dan op ons gemak naar onze koten te trekken. De meisjes hebben een avondklok (ha!), dus die moeten altijd mooi op tijd terug zijn in hun strengbewaakte vesting. Maar hun kot/gevangenis (hun woorden) heeft wel roze buitenmuren, wat het toch allemaal veel draaglijker maakt, niewaar?
In elk geval bedankt aan Michael, Judith en Hilde voor dit bijzonder prettige weekend!
De volgende dag was het maandag, en dus weer tijd voor de lessen. Het was een goed gevulde dag, aangezien er ’s morgens Japanse les was (Contemporary Japan) en ’s middags Japanse Economie, Manga en Pop Culture. Van deze drie vakken was ik nog niet helemaal zeker of ik ze ging nemen, en dus leek het me goed om de eerste les ervan sowieso bij te wonen. Meer daarover later. Dit was ook de dag waarop ik eindelijk mijn Internetconnectie op kot zou kunnen installeren, doch dit is niet uitgedraaid zoals ik verwacht had. Ik bespaar jullie de technische details, maar het kwam erop neer dat ik nog drie dagen langer zou mogen wachten. Maar zoals steeds probeerde ik positief te blijven en ging ik dan maar wat dwarsfluit spelen – dat gaat altijd beter als je gefrustreerd ben.
Dinsdag was er weer les, maar woensdag hadden Judith en ik vrij. We moesten nog wat bankzaken regelen, en dus trokken we naar de Mitsui Sumitomo bank te Suita. Ik heb daar ook meteen pc banking aangevraagd, dat zou volgende week in orde moeten zijn. Op aanraden van Michael (de vorige dag) zijn we dan in een klein winkeltje een echt Belgisch ijsje gaan kopen, dat inderdaad wel best goed smaakte. Daarna nog een paar uurtjes in het IT-centrum doorgebracht, en tegen 15u vonden we het tijd terug te keren naar onze dorms om toch ook eens wat te gaan studeren en voorbereiden. En daar heb ik deze tekst getypt, wat betekent dat hij hier op zijn einde loopt. Vanaf nu zal ik in elk geval regelmatig proberen deze blog up-to-date te houden, zodat het niet altijd van die epistels zoals nu worden.
Met dank voor uw aandacht
Ruben
PS: antwoord op het raadsel in de titel was uiteraard: deze blogpost