woensdag, november 01, 2006

We gaan op bergenjacht

Het was me het dagje wel, zondag. Zoals ik vorige keer verteld heb, gingen we met een achttal mensen van de backpackerscircle een zware bergtocht in Kobe ondernemen. Het plan was ambitieus: 55 kilometer stappen over 13 bergen in maximaal 15 uur. Hebben we dat gehaald? Uiteraard niet, dat was echt voor iedereen te veel. We hebben uiteindelijk zo'n 12 uur gestapt, en ik schat dat we ergens in totaal 35 kilometer gedaan hebben. Wat toch ook al veel is als het gaat over bergwandelingen bij warm weer. Het was afzien, maar dan op een leuke manier.

Het moeilijkste stuk van de dag was misschien wel 's ochtends. We moesten immers om 5u aan het station van Kandaimae staan, en dat betekende dus om 4u opstaan. Snel-snel een ontbijtje naar binnen spelen - in mijn geval een broodje met heel straffe curry in, wat achteraf gezien niet meteen mijn beste idee ooit was - en dan de trein op. We moesten drie keer overstappen, en hebben dan maar van die gelegenheid gebruik gemaakt om een groepsfoto te trekken. Merk op dat we er dan nog allemaal goed uitzien. Jammer genoeg staat Waka er niet op, aangezien zij de foto aan het trekken was. Dat doet er me meteen aan denken dat ik (samen met Judith en Hilde) verkeerd was toen ik zei dat er geen Japanse meisjes meegingen. Pet af voor de dappere Waka dus.


De groepsfoto (klik erop voor de namen); Hilde en Waka

Daarna ongeveer anderhalf uur tjoeketjoeke tot in Kobe. Daar aangekomen ontmoetten we een oude bekende waarvan we al bijna vergeten waren dat ze ook in Japan bestond: de zee. Anderhalve maand in een drukke stad leven kan vreemde dingen doen met een mens... Na nog een groepsfoto (waar we wel allemaal opstaan, maar die ik nog niet heb) konden we rond 7u beginnen aan onze heroïsche tocht. Normaal gezien zou ik hieronder nu een mooi verslagje schrijven, doorspekt met heerlijk clichématige zinnen. "En na een vermoeiende, maar daarom niet minder leuke, tocht kwamen we dan eindelijk aan op onze eerste rustplaats (of nog erger: pleisterplaats), waar we van een welverdiend middagmaal genoten", zulke dingen dus.

Maar zelfs als ik het zou willen, zou ik dat niet kunnen. Over het verloop van de echte wandeling is immers maar één ding te vertellen: we hebben gewandeld. Geen rustpauzes die langer dan tien minuten duurden, geen tijd voor middageten, geen tijd om te genieten van het landschap. Dit was echt wandelen om te wandelen. Als je de tocht al in stukken zou kunnen opdelen, zou ik het zo moeten beschrijven: we gingen een berg op, rustten daar vijf minuten uit (bergen opgaan is vermoeiend, weet u nog), daalden af, gingen de volgende berg op, rustten vijf minuten uit (of tien als het een zware beklimming was geweest), enzovoort. Nu hebben we in het begin ook wel een stukje door de stad gewandeld, maar dat was vooral omdat die bergen nu eenmaal niet allemaal naast elkaar liggen.


Rustpauzes!

Het was dus wel duidelijk dat de Japanners echt die 55 kilometer wouden halen, en dat dat in feite hun enige doel was. Ik weet niet hoe haalbaar die afstand voor hen leek, maar ik hoop alvast dat hun verwachtingen op dat vlak niet te hoog lagen. Nu wandel ik ook wel graag gewoon om te wandelen, maar ik vond het toch wel jammer dat we nergens van het uitzicht of van een fijne, rustige babbel hebben kunnen genieten. We hebben uiteraard wel genoeg mooie dingen gezien tijdens het stappen, maar die waren dus letterlijk van zeer voorbijgaande aard.

Misschien vragen jullie je nu af of dat allemaal niet te zwaar was. Het was zwaar, dat valt niet te ontkennen. Met vijf minuten rust heb je vaak echt niet genoeg, en ik zeker niet. Papa en Michiel herinneren zich vast nog dat ik behoorlijk lastig was toen we in Oostenrijk veel te regelmatig veel te korte tussenstops maakten, aangezien ik flink wou doorstappen en dan na een uur of drie twintig minuten tot een halfuur wou uitrusten. Die kans kreeg ik hier dus niet, waardoor sommige stukken (vooral in het midden van de tocht) bijzonder zwaar waren. Daarbovenop kwam het feit dat we bij deze wandeling nooit echt iets speciaals hadden om naar uit te kijken, zoals het middagmaal of een mooie plek die we na veel moeite zouden bereiken. Normaal gezien kan je uit zulke zaken extra moed putten om toch nog even door te zetten, maar hier moest het allemaal op pure wilskracht gebeuren, zonder mooie vooruitzichten. Om karakter te kweken is het zeker niet slecht om dat een keer te doen (ik zou het de meesten aanraden), maar het maakte het er natuurlijk allemaal niet gemakkelijker op.

Wat daar ook aan bijdroeg, was het feit dat meer dan de helft van de tocht uit trappen op- en afgaan bestond. Ik kan gerust goede redenen bedenken waarom men het nodig vond de wandelpaadjes zo te bewerken dat er een trapsysteem in kwam, maar ik hoop in elk geval dat een van die redenen niet was om de benen van de wandelaars te sparen. Trappen op- en afgaan is immers veel vermoeiender dan een gewone helling, aangezien je je benen veel hoger moet opheffen, of (in het geval van afdalen) je benen van veel hoger komen en dus met een grotere schok neerkomen. Soms waren de trappen dan nog eens extra hoog, en dan was het zeker een marteling. Geloof me, we waren echt blij als we vijf minuten konden wandelen zonder een trap tegen te komen.

Een laatste factor die me soms wat last bezorgde, was de Japanse gewoonte voortdurend te zeuren, zaniken en zagen. Om de minuut vond iemand van de Japanners het wel nodig te benadrukken hoe ondraaglijk warm het was of hoe lastig het was al die trappen op te gaan. Even tussendoor: dat is absoluut geen echt "gezaag", het is eerder een (in onze ogen ietwat rare) Japanse manier om met zulke situaties om te gaan. Maar constant horen hoeveel we wel niet aan het afzien waren zorgde er alvast niet voor dat ik sneller vooruit ging.

Buiten deze drie punten viel alles echter zeer goed mee. Op het vlak van proviand heb ik bijvoorbeeld geen enkel probleem gehad. Zoals ik voor mijn vorige bericht al op foto had vastgelegd, had ik heel wat eten mee. Daarbij kwam dan nog een tweeliterfles water, wat toch het belangrijkste was. Deze heb ik steeds op tijd kunnen aanvullen, vooral met dank aan de (goedkope) drankautomaten die echt overal te vinden zijn. Ik heb in totaal toch zo'n vijf liter gedronken.

Ook leuk was het einde van de wandeling. Aangekomen op de top van de Mayaberg, konden we eindelijk uitgebreid uitrusten en van het uitzicht genieten. Ondertussen was het al donker geworden, wat ons de kans gaf het "ten million dollar night view" te bekijken. Dat bestond op een zicht op de baai van Kobe onder ons, en die van Osaka in de verte. Allemaal heel mooi verlicht natuurlijk. Daarna moesten we wel nog ongeveer een uurtje dalen tot aan de stad (niet altijd even evident in het donker, maar wij hadden uiteraard onze voorhoofdlamp), maar dat was niets vergeleken met wat we daarvoor hadden gedaan.


Boven op de Mayaberg (het was daar echt koud!)

En was het nu té zwaar? Nee. Ik heb nooit echt heel veel last gehad van vermoeidheid of pijn, ook achteraf niet. Sommige stukken waren lastiger dan andere, en ik heb me af en toe afgevraagd waar ik nu weer aan begonnen was, maar achteraf gezien is het nooit echt extreem slecht gegaan. Dat ik graag en vaak wandel zal daar zeker mee te maken hebben gehad, evenals het feit dat ik zes jaar gezwommen heb en nu al zeven jaar dwarsfluit speel, twee zaken waarvoor ik mijn ademhaling volledig onder controle heb moeten krijgen. Of ik het zou uitgehouden hebben als we echt de hele tocht zouden hebben gedaan kan ik moeilijk zeggen. Wat ik wel zeker kan zeggen, is dat ik dit zeker opnieuw zou doen. Het is niet iets om elke week te doen, maar af en toe is dit zeker haalbaar.

Ik sloot mijn vorige bericht af met de woorden "morituri te salutant", en aangezien we onze doelstellingen in feite niet hebben gehaald, kan ik nu moeilijk "veni, vidi, vici" zeggen. Maar we zijn in elk geval allemaal ageslaagd, op zijn minst magna cum laude. Ook met dank aan de twee lieve mensen die me via mijn gsm een aanmoedigingsmailtje stuurden!